Kennismaking met 19 IGS’en cultuur

item_left

item_right

Kennismaking met 19 IGS’en cultuur

(c) Helena Lopes - Unsplash.com

Met de decreetwijziging verandert er één en ander voor de lokale netwerken, maar ook de intergemeentelijke samenwerkingen cultuur krijgen er een nieuwe -niet verplichte - opdracht bij: het oprichten van bovenlokale netwerken vrijetijdsparticipatie. Momenteel bestaan er al 19 IGS’en cultuur. Tijdens een kennismakingsronde in juni en juli, polsten we naar hun uitdagingen, naar hoe zij naar deze nieuwe opdracht kijken en naar de mogelijkheden om aan vrijetijdsparticipatie te werken in de regio.

Een breed terrein met diverse spelers

Een eerste vaststelling vooraf is dat de 19 IGS’en niet gebiedsdekkend zijn. Ongeveer de helft van de Vlaamse gemeenten heeft een intergemeentelijke samenwerking op het vlak van cultuur. Grofweg de meeste ervan bevinden zich in Oost- en West-Vlaanderen. Limburg heeft slechts één IGS van voormalige mijngemeenten. Op de website van het steunpunt OP/TIL vind je een voorstelling van de 19 IGS'en

Het is alleszins een diverse 'sector' qua ontstaansgeschiedenis: verschillende IGS'en ontstonden vanuit een samenwerking rond erfgoed of rond de bibliotheken, andere rrond toerisme of landschap. Het decreet lokaal cultuurbeleid van 2001 markeerde het ontstaan van een grote groep IGS'en.  Andere zijn recenter en werden opgericht met het decreet op de bovenlokale cultuurwerking van 2019. Onderling verschillen de IGS'en qua schaal, aantal deelnemende gemeenten en inwonersaantallen. Ook de achterliggende structuren verschillen: sommige staan op zichzelf, andere zijn deel van een grotere dienstverlenende intercommunale. Sommige beperken zich enkel tot het culturele veld, andere werken breed rond vrije tijd.

Naar armoedecijfers maar vooral ook wat betreft het aantal inwoners van buitenlandse herkomst zijn er ook uitgesproken verschillen. Toch zijn cultuurparticipatie en het toegankelijker maken van cultuur, vandaag zowat overal belangrijke doelstellingen bij de IGS'en. Het nieuwe decreet zou die dynamiek nog moeten versterken richting een nog sterkere toegankelijkheid van cultuur maar ook breder van vrije tijd. Op het vlak van concrete acties om te werken aan toegankelijkheid zijn er alleszins wel nog grote verschillen. Sommige IGS-coördinatoren geven aan dat het voor hen toch een nieuw thema is. Anderen zijn er reeds jaren mee bezig. Een meerderheid van de IGS'en Cultuur is betrokken partij of trekker achter de uitrol van de UiTPAS.  Twee IGS'en (Neteland en Noordrand) hebben vandaag al een bovenlokaal netwerk vrijetijdsparticipatie en op het terrein wordt geëxperimenteerd met participatietrajecten als Klub Karbon en Cultuurinjectie (Comeet). 

Goesting maar ook vragen

Tijdens onze (digitale) ronde, maakten we kennis met de cultuurcoördinatoren en waar mogelijk de  UiTPAS-medewerkers binnen de IGS'en. Soms ook aangevuld met  een bestuurder of een lokale netwerktrekker. De inzet op vrijetijdsparticipatie was een constante in de gesprekken. Een aantal IGS-coördinatoren gaf aan dat ze ernaar streefden om vrijetijdsparticipatie in de volledige werking te integreren: 

Intussen staat vrijetijdsparticipatie hoog op de agenda. Elke zes weken komen de cultuurbeleidscoördinatoren samen en dan overlopen we de 7 b ‘s van toegankelijkheid: Wat loopt goed? Wat loopt minder?

Het merendeel van de IGS'en wil dan ook aan de slag met de nieuwe maatregel rond bovenlokale netwerken vrijetijdsparticipatie mits ze een mandaat krijgen van de lokale besturen. De goesting is er alvast, maar er blijven wel heel wat vragen. Over de bovenlokale netwerken zelf, maar ook over de structuren waarin ze ingebed zullen worden. Zo zijn niet alle IGS'en zeker van hun toekomst: omdat ze te klein zijn of de referentieregio's overschrijden. Andere staan voor een uitbreiding naar de volledige referentieregio. De eigen toekomst moet alleszins duidelijk zijn vooraleer aan een bovenlokaal netwerk vrijetijdsparticipatie kan gedacht worden. Ook is het mandaat om initiatief te nemen niet voor een bovenlokaal netwerk geen automatisch gegeven. Het decreet kan het dan wel toewijzen aan het IGS, de samenstelling van de gemeenten in het IGS heeft vaak een andere oorsprong en bovendien zijn er in de regio soms spelers met meer ervaring ter zake. 

Waar beleidsdomeinen samenvallen (bijv. Een IGS jeugd en een IGS cultuur), is het alleszins makkelijker om een beleid te voeren dat vanuit de breedte naar vrije tijd kijkt. IGS'en die het initiatief nemen rond de UiTPAS staan vaak nog een stap verder. Ze hebben ook al de contacten met welzijnspartners en de vrijetijdsaanbieders in de gemeente kunnen leggen. De bijkomende opdracht rond een bovenlokaal netwerk, voelt daarmee evidenter aan en bovendien is er al een zekere traditie van samenwerking rond dit thema. 

Toch is een bovenlokaal netwerk niet hetzelfde als een UiTPAS-netwerk. Verschillende vragen kwamen dan ook naar boven in de gesprekken

  • Wat zal de werklast zijn? Welke inbreng zal er blijven vanuit de lokale besturen?
  • Wat is een goede schaalgrootte voor een bovenlokaal netwerk vrijetijdsparticipatie?
  • Hoe ontwikkelen we een sterke kijk rond participatie? 
  • Hoe verhoudt een bovenlokaal netwerk zich tot de lokale werking(en)? 
  • Storten we de subsidie gewoon door naar de lokale besturen of zetten we de middelen ook in op het bovenlokale niveau?
  • Hoe kunnen we de armoedepartners bereiken?  Welzijn, sport en in mindere mate jeugdwerk zijn vaak onbekend terrein voor veel IGS'en.
  • Hoe zorgen we voor een goede participatie van mensen in armoede binnen dit grotere geheel?
  • Hoe stellen we een interessante agenda op voor de meetings en houden we de schwung erin?

Het zijn vragen die de IGS'en niet alleen kunnen oplossen. Veel zal afhangen van de gesprekken met de lokale partners en de dynamiek binnen de huidige lokale netwerken.

Een eigen kijk

In de gesprekken kwam ook een zekere visie op de bovenlokale netwerken naar voor:

  • "Voor ons staat een bovenlokaal netwerk los van de concrete acties. We zien onze rol als een ‘hub’."
  • "Een bovenlokaal netwerk moet de lokale besturen ontzorgen. Zo is er ruimte voor vrijetijdsparticipatie."
  • "EEn bovenlokaal netwerk is ideaal om info uit te wisselen en mekaar te inspireren."
  • "Groter is niet persé beter of efficiënter."

Het belang van het lokale niveau werd ook sterk onderstreept in de verschillende gesprekken:

  • Je wil niet alleen op directeursniveau samenzitten op bovenlokaal niveau en medewerkers die geen contact meer hebben met de armoedewerkingen
  • Een sterk regionaal netwerk kan enkel als er ook sterke lokale netwerken blijven bestaan en als lokale besturen hier een prioriteit van blijven maken: de bal mag niet zomaar worden doorgeschoven: elk niveau heeft zijn waarde. Demos moet ook dit lokale niveau blijven ondersteunen.

Veel stof dus tot nadenken. De keuze voor een bovenlokaal netwerk is één zaak. Hoe dit eruit moet zien is nog iets anders. Een aantal IGS'en nodigden de kernspelers van de lokale netwerken alvast uit om samen na te denken over de wenselijkheid van een bovenlokaal netwerk. Dit najaar begeleiden we vanuit Demos verschillende van deze gesprekken.